Dagboek van een Visserman - Henk Buitjes - Week 33 - 2025
In dit artikel:
Begin juli vertrekt schipper Henk Buitjes (ZK 37) met kleindochter Lisa en bemanningslid Alfred voor een week garnalenvissen op de Noordzee. Vertrek is in de nacht van maandag 7 juli; de zee is ruig en een aanhoudende noordelijke wind beïnvloedt gedrag en vindplaats van de garnalen. De eerste trekken zijn redelijk (ongeveer 60 kg), maar naarmate men oostelijker komt neemt de vangst af. Een verplaatsing naar het Bornrif brengt niet de verwachte verbetering: de wind heeft de dieren kennelijk doen inzakken in het zand. Lisa wordt zelfs kortdurend zeeziek, maar als het rustiger wordt kan ze weer aan dek helpen met de verwerking. De topnacht is die van dinsdag op woensdag in de Westereems, met een paar trekken van zo’n 100 kg schone garnalen. Bij de laatste haal op donderdag 10 juli liggen er 87 kisten in het ruim; bij een gemiddelde prijs rond 10 euro per kilogram levert dat de bemanning een prima week op ondanks het veel slingeren.
Kort vooraf ontving Buitjes een brief van zijn producentenorganisatie (PO): de ZK 37 zou volgens de MSC-garnalen LPUE-beperking in week 17 en 18 teveel stoomuren op zee hebben gemaakt (9,83 uur). De sanctie biedt de keuze tussen een boete van 2.458,40 euro of een verplichte stilligperiode van 1 dag, 15 uur en 20 minuten. Buitjes kiest voor de stilligperiode en meldt twee dagen in week 29 bij de PO; daarna gaan hij en zijn vrouw op vakantie naar Ierland.
De Ierse rondreis begint in Cork en voert via Dingle naar het zuidwesten. Dingle Bay blijkt naast toerisme ook een lokale visserij te hebben: mossel- en oesterteelt en vangsten op krab, kreeft, langoustine, tong, makreel en heek. Buitjes ontmoet er de 30-jarige schipper Kevin Sheehy (Catherine Mark), die in de zomer met kleine boten kreeft vangt met geaasde kooien. Kevin wijst op de seizoensgebondenheid van dit werk (winter te ruig), het gebruik van gezouten makreel als aas en de structurele problemen: personeelstekort en een tekort aan quota, waarbij veel quota in buitenlandse handen liggen.
Castletownbere, gelegen in Bantry Bay, is een belangrijke aanlandplek voor whitefish in Zuidwest-Ierland. Op Dinish Island komt Buitjes in contact met Justin O’Mahea van de 24-meter twinrigger Stella Maris; Justin vist het hele jaar op garnalen—twinrig in de zomer, quadrig in de winter—en meldt recente vangsten van ongeveer 4.000 kg bij een kilo-prijs van 10 euro. Ook Justin klaagt over te krappe quota voor de Ierse vloot: een groot deel van het tong- en whitefishquotum is volgens hem in handen van Franse en Spaanse rederijen, waardoor Ierse vissers beperkt worden in wat ze kunnen aanlanden.
Diezelfde problematiek komt terug bij het bekijken van buitenlandse kotters in de haven: Franse schepen lossen grote partijen heek die vaak, direct of via handelshuizen, naar Frankrijk of Spanje gaan. Prijzen en afzetmarkten bepalen waar de vis heen gaat; sommige schippers draaien goed mee met huidige prijzen (bijv. 6 euro/kg heek), anderen zien hun nationale vloot krap bemeten door quota. Ook lokale Ierse schippers met kortere visreizen (zoals Finnbar O’Connoly op de Kalicoba) frustreren zich over maandquota die in enkele dagen uitgeput raken, ondanks stabiele bestandsgegevens.
De rondreis gaat verder naar Cobh en Youghal: plekken met veel maritieme historie (Titanic, massale emigratie, Lusitania), maar waar de commerciële visserij op veel plaatsen sterk is ingekrompen. In Youghal herinneren oude havenborden en de vermelding van de jaarlijkse “Blessing of the Boats” aan een periode waarin enkele honderden schepen werk boden voor duizenden mensen. Tegenwoordig zijn het vaak nog toeristische havens of kleinschalige krab- en kreeftenvisserijen; bij een kade in Youghal herkent Buitjes zelfs kisten met levende krabben van Nederlandse plaatsen (Lauwersoog, Urk), een klein symbool van het internationale karakter van de handel.
Doorlopend thema in Buitjes’ observaties is de spanning tussen traditionele visserijpraktijken, veranderende regelgeving en de marktdruk van grotere buitenlandse vlootsystemen. Problemen zijn: krappe of centraal toegekende quota, buitenlandse eigendom van quota, personeelstekort bij jongere generaties en beperkte investeringsbereidheid in sommige lokale vloten. Tegelijkertijd biedt toerisme en lokale aquacultuur (mosselen, oesters) extra inkomsten en alternatieven in kustplaatsen.
Na de Ierse tocht keert Buitjes terug naar Groningen en “ons loug”, met een beeld van zowel herkenbare vissersproblemen als verschillen in schaal en organisatie tussen Nederlandse en Ierse havens. De reportage combineert een persoonlijke vissersweek met observaties over markten, prijzen (o.a. garnalen ca. €10/kg, blauwe kreeft €17/kg) en beleidsknelpunten die kleine vissers in zowel Nederland als Ierland raken.