Meer vlees en vis op het menu

In dit artikel:

De wereldwijde consumptie van dierlijke producten neemt vooral toe in lage- en middeninkomenslanden, waar stijgende levensstandaarden en inkomens leiden tot een hogere vraag naar vlees, vis en andere eiwitrijke voedingsmiddelen. In lagere middeninkomenslanden is de gemiddelde dagelijkse inname van dierlijke producten met 25 procent gestegen tot 364 kilocalorieën per persoon, wat boven de door de FAO gehanteerde grens voor een gezond dieet ligt. Lage-inkomenslanden kampen echter nog met barrières zoals beperkte koopkracht en toegang tot eiwitrijke voeding, waardoor volwaardige voeding daar vaak onhaalbaar blijft.

Om aan de groeiende vraag te voldoen, moet de productie van landbouw- en visserijproducten naar verwachting met 14 procent stijgen tegen 2034. Deze groei wordt vooral gedreven door technologische verbeteringen, investeringen en efficiënter gebruik van meststoffen en veevoer in middeninkomenslanden. De toenemende productie brengt echter ook milieukosten met zich mee; de uitstoot van broeikasgassen uit de landbouw zal naar verwachting met 6 procent stijgen. Tegelijkertijd bieden bestaande technieken, zoals precisielandbouw en duurzamere veehouderij, kansen om deze emissies aanzienlijk te verminderen. Volgens scenarioanalyses is het mogelijk honger te verminderen en tegelijkertijd de uitstoot met 7 procent te verlagen, mits de voedselproductie met 10 procent toeneemt en de productiviteit met 15 procent verbetert.

Door verschillen in regionale productie en consumptie blijft internationale handel cruciaal: in 2034 zal naar verwachting 22 procent van de geconsumeerde calorieën internationaal verhandeld worden. De OECD en FAO benadrukken daarbij het belang van multilaterale samenwerking en eerlijke handelsregels om prijsstabiliteit, voedselzekerheid en duurzaamheid te waarborgen.